Tunnelongeval
Bijgewerkt op: 15 november 2024Ongevallen in tunnels zijn gevaarlijker dan in de buitenlucht. Op de Risicokaart staan daarom alle trein-, tram-, metro- en autotunnels met een volledige overkapping van minstens 250 meter.
Ongevallen in tunnels zijn gevaarlijker dan in de buitenlucht. Op de Risicokaart staan daarom alle trein-, tram-, metro- en autotunnels met een volledige overkapping van minstens 250 meter.
Een explosie of brand in een tunnel kan grote schade aanrichten en gevaarlijke stoffen kunnen niet zo snel worden afgevoerd. Door rook is het zicht slecht, is er al gauw te weinig zuurstof en kan er paniek ontstaan. Vluchten uit een tunnel is moeilijk.
De overheid stelt veiligheidseisen bij de aanleg van nieuwe tunnels en bij aanpassing van bestaande tunnels, onder meer bij het verlenen van vergunningen. Politie, brandweer en ambulances oefenen regelmatig met het bestrijden van ongevallen in tunnels. De overheid controleert de veiligheid van weg- en spoortunnels elke vier jaar.
Elke tunnel heeft verlichte brandvrije nooduitgangen, op vaste afstanden van elkaar. Deze deuren laten geen rook door. De meeste wegtunnels en alle spoortunnels hebben een ventilatiesysteem om rook en gevaarlijke stoffen af te voeren. Op vaste afstanden zijn er hulpposten met een telefoon, een alarmknop en vaak een brandblusapparaat. In veel tunnels hangen camera’s die verbonden zijn met de regelkamer van de tunnelbeheerder. Die kan hulpdiensten inschakelen in geval van nood. Daarnaast hebben tunnels omroepinstallaties.